Vanaf 2021 verandert er juridisch gezien een hoop op het gebied van de leefomgeving: Met de invoering van de Omgevingswet moeten gemeenten meer maatwerk kunnen leveren bij de inrichting van het fysieke domein. Daarbij verandert echter niet alleen de wetgeving, maar vraagt de Omgevingswet ook om een andere manier van werken én een speciaal digitaal stelsel. Maar hoe bereid je je hier als gemeente op voor?
Met de invoering van de Omgevingswet wil de rijksoverheid de fysieke leefomgeving verbeteren, op basis van de volgende doelen:
Het kan bijdragen aan het realiseren van ambities rondom energie, klimaat en wonen.
De inwerkingtreding van de Omgevingswet valt binnen de lopende collegeperiode. Dit vraagt dus veel voorbereiding: nieuwe juridische instrumenten, zaakgericht werken, gegevenshuishouding op orde en andere manieren van werken. Hoewel de wet ingaat op 1 januari 2021, adviseert de rijksoverheid om al vanaf 2019 te oefenen.
Volgens de VNG verschilt de impact per gemeente: “De mate waarin de Omgevingswet een andere manier van werken noodzakelijk maakt, is afhankelijk van uw ambitie met de Omgevingswet en van uw huidige manier van werken. Hoe groot is uw ambitie met de Omgevingswet? En hoe ver staat de huidige werkwijze af van de werkwijze die past bij uw ambitie? Het belangrijkste politiek-bestuurlijke document is de Omgevingsvisie. In de Omgevingsvisie legt de gemeenteraad, integraal, de strategische hoofdkeuzen voor het beleid in de fysieke leefomgeving vast. De ‘fysieke leefomgeving’ is heel breed en omvat onder meer de beleidsterreinen cultureel erfgoed, energie-infrastructuur, landbouw, landschap, ruimtelijke ordening, gezondheid, milieu, natuur en water.”
Alle gemeenten moeten zo’n Omgevingsvisie vaststellen, die richting geeft aan het Omgevingsplan, waarin regels rondom de leefomgeving komen te staan.
Gemeenten word geadviseerd nu al te beginnen met de voorbereidingen op de invoering van deze wet. Deze zijn per thema opgesplitst in wetgeving, anders werken en het digitale stelsel.
1. De wet
Er moeten verschillende basisonderdelen gevormd worden, op basis van de ambitie van de gemeente en de algemene regels van gebiedsgericht werken. Dit geheel wordt vastgelegd in zes kerninstrumenten: De Omgevingsvisie, het programma, decentrale regelgeving, algemene rijksregels voor activiteiten, de omgevingsvergunning en het projectbesluit.
Het principe is ‘Decentraal, tenzij’, wat betekent dat in het Omgevingsplan de lokale regels worden vastgelegd, welke toegespitst zijn op de situatie en bescherming die daar nodig is.
Op basis hiervan moeten programma’s (bijv. gericht op een bepaalde sector of een bepaald gebied) worden gestart en een omgevingsvergunning worden opgesteld.
2. Anders werken
De nieuwe wetgeving vraagt niet alleen om juridische aanpassingen, maar gemeenten moeten ook anders gaan werken, door anders te denken. Dit komt door de benodigde integrale benadering van de bestuurlijke afwegingsruimte en de noodzaak om meer samen te werken door de burger hierin te laten participeren. Dit heeft flinke gevolgen voor de gemeente en de bestuurscultuur; het vraagt om wendbaarheid.
3. Digitaal stelsel
Er moet een online loket komen voor initiatiefnemers, overheden en belanghebbenden waar zij alle informatie over de leefomgeving kunnen raadplegen. Denk hierbij aan kaartmateriaal, vergunningen, verordeningen en omgevingsplannen. Men moet via het loket aanvragen kunnen indienen, meldingen kunnen doen, digitaal kunnen samenwerken aan plannen en kunnen co-creëren. Het is hierbij noodzakelijk dat de basisregistratie van gegevens, zaakgericht- en ketengericht werken correct werkt.
Lees verder: De Omgevingswet – begin met een impactanalyse.
Bernard is (managing) partner van Arlande. Hij is gespecialiseerd in commercie en bedrijfsvoering. Als bestuurder is hij vooral gericht op operations en commercie.
bekijk profiel